Is samen beslissen alleen voorbehouden aan een selecte groep? Onderzoek en praktijk laten zien dat veel patiënten, ongeacht opleidingsniveau of sociaaleconomische achtergrond, actief betrokken willen worden bij beslissingen over hun zorg — mits zij goed worden geïnformeerd en ondersteund.
Een veel geciteerd overzicht van Cochrane (Stacey et al., 2017) laat zien dat keuzehulpen een effectief hulpmiddel zijn om patiënten te betrekken bij het besluitvormingsproces.¹ Dit geldt ook voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden, een groep die ruim een derde van de Nederlandse bevolking beslaat. Légaré et al. (2018) benadrukken dat samen beslissen geen privilege is van hoogopgeleide patiënten, maar een fundamenteel recht en een breed gedragen wens.²
Tegelijkertijd blijkt dat veel patiënten moeite hebben met het vinden, begrijpen en toepassen van medische informatie. Zonder passende ondersteuning kan dit leiden tot onzekerheid, afhankelijke keuzes of zelfs het uitstellen van beslissingen. Uit onderzoek van Nivel blijkt dat ouderen met beperkte gezondheidsvaardigheden minder onzeker zijn over behandelkeuzes wanneer zij actief en in begrijpelijke taal worden betrokken.³ Ook Pharos rapporteert dat patiënten met lage gezondheidsvaardigheden vaak wél willen meebeslissen, maar worstelen met het verwoorden van hun voorkeuren.⁴
Keuzehulpen kunnen in dit kader functioneren als brug tussen patiënt en zorgverlener. Wanneer deze hulpmiddelen begrijpelijk zijn opgebouwd — bijvoorbeeld in B1-taalniveau en met visuele ondersteuning — dragen ze bij aan betere voorbereiding en een inhoudelijker gesprek in de spreekkamer. Ook een beknopt overzicht met diagnose, behandelopties en mogelijke gevolgen kan helpen om het gesprek gestructureerd en duidelijk te voeren.
Zorgverleners zien dit terug in de praktijk. Zo geeft longarts Laura Vermeer (CWZ) aan: “Als dokters denken we soms ‘dat is wel overgekomen bij de patiënt’, maar dat is niet altijd zo. De keuzehulp helpt in het geven van duidelijkheid.”
Internist-oncoloog Miriam Koopman (UMC Utrecht) merkt op: “Mijn patiënten vertellen me dat ze het fijn vinden om alle opties naast elkaar te zien. Zo kunnen ze kiezen voor de behandeling die het beste in hun leven past.” en vult aan dat deze transparantie over de mogelijke behandeling patiënten juist rust en vertrouwen geeft.
Nefroloog René van den Dorpel (Maasstad Ziekenhuis) ervaart dat keuzehulpen helpen om patiënten bewuster te betrekken: “Als patiënten beter kunnen aangeven wat voor hen belangrijk is en je als behandelaar beter inzicht hebt in de mens achter de patiënt, heeft dat heel veel meerwaarde.”
Een belangrijke kracht van keuzehulpen is dat patiënten thuis, in hun eigen tempo, de informatie kunnen herlezen en bespreken met naasten. Dit zorgt vaak voor een verdiepend vervolgconsult, waarin patiënten niet alleen beter voorbereid zijn, maar ook gerichtere vragen stellen of voorkeuren uitspreken die eerder niet aan bod kwamen.
Door deze 'time-out' krijgt de patiënt de tijd en ruimte om bewust te kiezen. Deze keuze kan ook anders uitpakken dan wat zorgverleners vanuit hun perspectief als beste optie zien. "De keuze van patiënten kan in de praktijk ook weleens anders zijn dan het voorstel van de arts. Zolang die patiënt een weloverwogen keuze maakt, geeft dat mij als arts alleen maar voldoening. Het gaat er tenslotte niet om wat ik wil, maar dat ik mee beweeg en de juiste informatie kan geven, zodat die patiënt het gevoel heeft: met alle informatie die ik nu heb, is dit wat bij mij past." aldus Koopman.
Ook uroloog Eelco Collette (Bravis Ziekenhuis) heeft deze ervaring: “Je hoort in het tweede gesprek patiënten wel eens dingen zeggen die ik eerder nog helemaal niet heb genoemd. Dan weet je dat ze goed geïnformeerd zijn en dat is voor mij belangrijk.”
De conclusie uit zowel onderzoek als praktijk is duidelijk: samen beslissen is haalbaar voor iedereen, mits de randvoorwaarden goed zijn ingevuld. Heldere communicatie, visuele ondersteuning en begrijpelijke hulpmiddelen maken het proces toegankelijker. Daarmee is samen beslissen geen ideaal voor een kleine groep ‘mondige’ patiënten, maar een realistische en wenselijke werkwijze voor de hele zorgpraktijk.